Als we het heelal observeren en opmeten met telescopen, komen we veel te weten over het ontstaan van ons universum. Een deel van het licht dat we zien in het heelal heeft er een heel lange reis opzitten om tot bij ons te komen. Dit licht is ontstaan toen het heelal nog heel jong was en is nu bijgevolg zeer oud. Het staat bekend als de kosmische achtergrondstraling. Studies van de eigenschappen van dit licht leren ons dat het universum wel 13,8 miljard jaar oud is. Ook zien we dat dit oude licht in alle richtingen van het universum eigenlijk hetzelfde is. Hieruit besluiten we dat alle stukjes van het universum uit eenzelfde oorsprong komen. Met de relativiteitstheorie van Albert Einstein kunnen we terugrekenen naar de oorsprong van het universum en komen we tot het inzicht dat er een oerknal of big bang was waaruit alles ontstaan is. Tijdens deze oerknal is onze ruimte en tijd gecreëerd, en kwam er genoeg energie vrij om alles te maken wat er vandaag in zit. Wat er juist op het moment van de oerknal, of laat staan ervoor, heeft plaatsgevonden is tot vandaag een groot mysterie voor wetenschappers. In het inleidende verhaaltje begint de verteller, Kristof Sterrenstof, met een grote verdwijntruc: samen met het kind nemen we alles wat we rondom ons zien in een vuistje. In deze leegte begint dan effectief ons verhaal van het universum met de allergrootste verschijntruc van de natuur: een ongezien oerknalspektakel.