Het leven ontstond in het water, maar hoe het exact evolueerde tot dieren op land is nog geen duidelijk verhaal. Meer dan een miljard jaar geleden kwamen eerst schimmels en mossen, en een half miljard jaren later kwamen ook planten stap voor stap tevoorschijn op het land. Deze waren noodzakelijk voor de fotosynthese van koolstofdioxide in zuurstof, en bovendien werd via de wortelstelsels van de planten koolstofdioxide uit de atmosfeer opgeslagen in de bodem. Dit was cruciaal om de habitat of het leefgebied klaar te maken voor de eerste diertjes. De oorspronkelijke manier voor de voortplanting van planten was door sporen, zoals bij varens. Daarna pas verschenen de eerste zaadplanten die in het zaadje reeds de meest essentiële voedingsstoffen meegaven voor de kiemende plant. Kleurrijke en geurende bloemplanten zijn echter pas veel later gekomen, zo een 200 miljoen jaar geleden.
Nadat een geschikt leefgebied was voorbereid, begonnen samen met de opkomst van de planten de eerste insecten aan hun opmars te land. Een grote variëteit insecten ontstond uit kleine schaaldiertjes in de zee en in zoete waters. Ook sommige schaaldieren kropen aan land, gevolgd door duizendpoten en spinachtigen. Eigenlijk allemaal diertjes met veel poten. Tijdens de evolutie is het aantal poten steeds kleiner geworden en hebben ze plaatsgemaakt voor complexere lichaamsdelen, onder meer vleugels en ogen samengesteld uit heel veel lichtgevoelige cellen (facetogen), zoals bij libellen.
Om aan de roofdieren in de zee te ontsnappen, kwamen de eerste kleine visjes aan land. Dit langzame proces begon zo een 400 miljoen jaar geleden. Enkele vissen evolueerden tot amfibieën om met pootjes aan land te komen, sommigen hebben dit misschien wel al springend gedaan. Uit die amfibieën ontstonden reptielen, en daarna ontwikkelden deze zich tot vogels en zoogdieren. Ongeveer 200 miljoen jaar geleden kwamen de dinosauriërs en iets later ook de eerste vogels. Tot 65 miljoen jaar geleden waren de dinosauriërs de dominante dierensoort op aarde, en de grootste die we ooit hadden op onze planeet.
Het uitsterven van de meeste dinosauriërs gebeurde plots 65 miljoen jaar geleden, door de inslag van een meteoriet op aarde met een diameter van wel 10 kilometer. De enorme Chicxulub-inslagkrater met een doorsnede tot 300 kilometer kon men lokaliseren nabij het Yucatan-schiereiland in Mexico. Weinig of geen landdieren groter dan een hond overleefden de hitte en de schokgolf van deze enorme impact alsook de daaropvolgende reeks tsunami’s en aardbevingen wereldwijd. De overige stierven in de loop der jaren omdat de koolstofkringloop en het ecosysteem overhoop lagen. Het branden van de bossen creëerde namelijk zoveel stofdeeltjes in de lucht dat het zonlicht tegengehouden werd. Hierdoor was het te donker voor de fotosynthese van de planten, wat de belangrijke balans tussen zuurstof en koolstof in de atmosfeer in de war bracht, en verder aanleiding gaf tot een extreem broeikaseffect. Met het afsterven van de planten, de belangrijkste voedselbron, tot gevolg.
Van alle dinosauriërs waren het de vogels die de inslag overleefden. Dus eigenlijk zijn de dino’s niet volledig uitgestorven.