Sterren komen, sterren gaan. In dit verhaal komen sterren door het samenklitten van slierten Knuffelpluisjes tot een soort van wollige suikerspin. De eigenlijke ster is dan het kleine, harde snoepbolletje dat bij het eten van een suikerspin in je mond overblijft. Hoe gebeurt dat proces nu precies in ons universum? Het kan honderdduizenden jaren duren vooraleer in de kraamkamers van het universum de gas- en stofnevels samenbundelen of samenklappen tot een bolvormige jonge ster. Onderhevig aan de zwaartekracht blijven gas- en stofnevels invallen op de jonge ster, die daarmee steeds warmer wordt. Afhankelijk van de beschikbare materie in de omgeving krijgen we een zware, hete ster of een koele, kleine ster. De ster, die voornamelijk bestaat uit waterstof en helium, begint ook te draaien waardoor er een schijf van materie ontstaat rond de ster. Uit die schijf kan later een planetenstelsel ontstaan. Als de druk van de invallende gas- en stofnevels op de ster voldoende groot is, zullen er in het midden van de ster spontaan kernfusiereacties ontstaan die de kernen van waterstofatomen fuseren tot een kern van een groter heliumatoom. Omdat de waterstofatoomkernen samen net iets meer massa hebben dan de kern van het heliumatoom, komt hierbij energie vrij. Het teveel aan massa wordt namelijk omgezet in energie, zoals beschreven in de gekende uitdrukking van Einstein: E=mc2. Net zoals twee munteenheden gelijk zijn op een wisselkoersfactor na, kan je massa (m) omzetten in energie (E) op een evenredigheidsfactor na (de lichtsnelheid in het kwadraat, c2). Let wel, de lichtsnelheid is een buitengewoon groot getal, dat we dan nog eens vermenigvuldigen met zichzelf. Daarom is slechts zeer weinig massa nodig om veel energie te creëren. Op een zeker moment komt er een evenwicht tussen de door de zwaartekracht inwaarts invallende gas- en stofwolken, en de energie uitgestraald door de ster. Nu is de ster klaar om miljoenen tot miljarden jaren te “branden”. Als in de ster het waterstof op is, zullen heliumatoomkernen verder fuseren tot nog grotere atoomkernen. Hier hebben we dus de machine in het universum die zwaardere atomen maakt. Als in het kernfusieproces steeds zwaardere atomen gevormd worden, ontstaan er uiteindelijk stabiele ijzeratomen. Deze kunnen niet verder fuseren in de ster, en dus straalt de ster geen energie meer uit om de zwaartekracht tegen te werken. De ster klapt hierdoor ineen onder haar eigen gewicht. Dit gebeurt plots, en er ontstaat onder dat enorme gewicht een heel compacte neutronenkern in de ster waarop alle materie invalt. Zo komt in de kern uiteindelijk zoveel energie samen dat de ster uiteenspat als een explosie. Dit is een supernova, die men van heel ver in het universum kan waarnemen met het blote oog. Let wel, een supernova is een zeldzaam fenomeen in de levensduur van een mens. En zo komen uiteindelijk al de atomen die de ster gemaakt heeft terug in het universum als sterrenstof. Elk koolstofatoom in ons lichaam is ooit uit deze sterrenstoffabrieken gekomen, want koolstofverbindingen vormen de basiselementen voor leven op aarde. Je bent dus (letterlijk) altijd een beetje het sterrenstof van je eigen levensverhaal